De recente benoeming van acht beëdigde landmeters door de regering roept ernstige zorgen op. Deze stap lijkt eerder een paniekmaatregel dan een doordachte oplossing voor de structurele problemen binnen het grondbeleid van de afgelopen jaren. De procedure rondom de benoeming roept twijfels op over zowel de kwalificaties van de kandidaten als de integriteit van het selectieproces.
Tekort
Al jaren kampt Suriname met een nijpend tekort aan gekwalificeerde landmeters, wat leidt tot aanzienlijke vertragingen in vastgoedtransacties. In 2019 trachtten het Ministerie van Grondbeleid en het PTC dit probleem aan te pakken met de opzet van een studie in landmeetkunde. Dit initiatief is echter nooit van de grond gekomen. Nu het tekort kritiek is geworden, heeft de overheid besloten tot een versnelde benoemingsprocedure van acht nieuwe landmeters – ondanks ernstige vragen over hun geschiktheid.
Volgens artikel 45 van de GLIS-wet moet een beëdigd landmeter beschikken over: Een afgeronde hogere beroeps- of technische opleiding in landmeetkunde, geodesie, surveying of geomatics en minimaal drie jaar praktijkervaring onder supervisie van een beëdigde landmeter.